2p

a

De lijnen \(k{:}\,x+2y=-4\) en \(l{:}\,5x-4y=1\) snijden elkaar in het punt \(S\text{.}\)
Bereken de coördinaten van \(S\text{.}\)

2p

b

De lijnen \(k{:}\,3x+2y=1\) en \(l{:}\,y=3x+2\) snijden elkaar in het punt \(S\text{.}\)
Bereken de coördinaten van \(S\text{.}\)

1p

c

Schrijf de vergelijking van de lijn \(l{:}\,-3x-7y=6\) in de vorm \(l{:}\,y=ax+b\text{.}\)

2p

d

Gegeven is de lijn \(l{:}\,8x+3y=9\text{.}\)
Bereken de coördinaten van de snijpunten met de \(x\text{-}\)as en de \(y\text{-}\)as.

1p

a

Gegeven is de lijn \(l{:}\,9x+y=3\text{.}\)
Onderzoek of het punt \(A(7, -58)\) op \(l\) ligt.

2p

a

Gegeven zijn de lijnen \(k{:}\,y=1\frac{1}{8}x-6\) en \(l{:}\,y=-\frac{8}{10}x-3\text{.}\)
Onderzoek of deze lijnen loodrecht op elkaar staan.

1p

a

Schrijf de formule van de lijn \(l{:}\,y=-\frac{2}{3}x-2\) in de vorm \(l{:}\,ax+by=c\text{.}\)

3p

b

Gegeven zijn de lijnen \(k{:}\,7x+2y=8\) en \(l{:}\,3x-5y=-4\text{.}\)
Bereken de hoek tussen de lijnen \(k\) en \(l\text{.}\) Rond af op één decimaal nauwkeurig.

1p

c

Gegeven zijn de lijnen \(k{:}\,5x-y=3\) en \(l{:}\,-10x+2y=-6\text{.}\)
Onderzoek of de lijnen samenvallen, evenwijdig zijn of snijden.

2p

d

De lijn \(l\) gaat door het punt \(A(-8, 5)\) en is evenwijdig aan de lijn \(k{:}\,9x+2y=-7\text{.}\)
Stel een vergelijking op van lijn \(l\) in de vorm \(ax+by=c\text{.}\)

2p

a

De lijn \(l\) gaat door het punt \(A(-1, 7)\) en staat loodrecht op de lijn \(k{:}\,-4x+5y=2\text{.}\)
Stel een vergelijking op van lijn \(l\) in de vorm \(ax+by=c\text{.}\)