2p

a

De lijnen \(k{:}\,x-2y=0\) en \(l{:}\,3x-4y=-3\) snijden elkaar in het punt \(S\text{.}\)
Bereken de coördinaten van \(S\text{.}\)

2p

b

De lijnen \(k{:}\,3x+3y=-1\) en \(l{:}\,y=-3x+3\) snijden elkaar in het punt \(S\text{.}\)
Bereken de coördinaten van \(S\text{.}\)

1p

c

Schrijf de vergelijking van de lijn \(l{:}\,-4x-9y=-6\) in de vorm \(l{:}\,y=ax+b\text{.}\)

2p

d

Gegeven is de lijn \(l{:}\,7x+y=4\text{.}\)
Bereken de coördinaten van de snijpunten met de \(x\text{-}\)as en de \(y\text{-}\)as.

1p

a

Gegeven is de lijn \(l{:}\,5x+2y=9\text{.}\)
Onderzoek of het punt \(A(8, -15\frac{1}{2})\) op \(l\) ligt.

2p

a

Gegeven zijn de lijnen \(k{:}\,y=\frac{1}{3}x-4\) en \(l{:}\,y=-1\frac{1}{2}x+5\text{.}\)
Onderzoek of deze lijnen loodrecht op elkaar staan.

1p

a

Schrijf de formule van de lijn \(l{:}\,y=-4x-\frac{3}{4}\) in de vorm \(l{:}\,ax+by=c\text{.}\)

3p

b

Gegeven zijn de lijnen \(k{:}\,9x+8y=-5\) en \(l{:}\,4x-3y=-7\text{.}\)
Bereken de hoek tussen de lijnen \(k\) en \(l\text{.}\) Rond af op één decimaal nauwkeurig.

1p

c

Gegeven zijn de lijnen \(k{:}\,x+5y=3\) en \(l{:}\,3x+2y=4\text{.}\)
Onderzoek of de lijnen samenvallen, evenwijdig zijn of snijden.

2p

d

De lijn \(l\) gaat door het punt \(A(9, 7)\) en is evenwijdig aan de lijn \(k{:}\,5x+4y=-1\text{.}\)
Stel een vergelijking op van lijn \(l\) in de vorm \(ax+by=c\text{.}\)

2p

a

De lijn \(l\) gaat door het punt \(A(2, 1)\) en staat loodrecht op de lijn \(k{:}\,8x-6y=3\text{.}\)
Stel een vergelijking op van lijn \(l\) in de vorm \(ax+by=c\text{.}\)