Getal & Ruimte (12e editie) - vwo wiskunde B

'Vectoren 101'.

vwo wiskunde B 10.1 Vectoren

Vectoren 101 (5)

opgave 1

Gegeven is de vector \(\overrightarrow{a}=\begin{pmatrix}7 \\ -1\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

Bereken de lengte van \(\overrightarrow{a}\text{.}\)

Lengte
00p8 - Vectoren 101 - basis - basis

\(\begin{vmatrix}\overrightarrow{a}\end{vmatrix}=\sqrt{7^2+(-1)^2}=\sqrt{50}\text{.}\)

1p

opgave 2

Gegeven is de vector \(\overrightarrow{a}=\begin{pmatrix}6 \\ 4\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

Bereken \(2⋅\overrightarrow{a}\text{.}\)

Vermenigvuldigen
00p9 - Vectoren 101 - basis - midden

\(2⋅\overrightarrow{a}=2⋅\begin{pmatrix}6 \\ 4\end{pmatrix}=\begin{pmatrix}12 \\ 8\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

opgave 3

Gegeven zijn de vectoren \(\overrightarrow{a}=\begin{pmatrix}1 \\ -2\end{pmatrix}\) en \(\overrightarrow{b}=\begin{pmatrix}0 \\ 3\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

Bereken \(\overrightarrow{a}+\overrightarrow{b}\text{.}\)

Optellen (1)
00pa - Vectoren 101 - basis - midden

\(\overrightarrow{a}+\overrightarrow{b}=\begin{pmatrix}1 \\ -2\end{pmatrix}+\begin{pmatrix}0 \\ 3\end{pmatrix}=\begin{pmatrix}1 \\ 1\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

opgave 4

Gegeven zijn de vectoren \(\overrightarrow{a}=\begin{pmatrix}2 \\ 3\end{pmatrix}\) en \(\overrightarrow{b}=\begin{pmatrix}-6 \\ -4\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

Bereken \(\overrightarrow{a}+5\overrightarrow{b}\text{.}\)

Optellen (2)
00pb - Vectoren 101 - basis - eind

\(\overrightarrow{a}+5\overrightarrow{b}=\begin{pmatrix}2 \\ 3\end{pmatrix}+5\begin{pmatrix}-6 \\ -4\end{pmatrix}=\begin{pmatrix}-28 \\ -17\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

opgave 5

Gegeven zijn de punten \(A(-4, 5)\) en \(B(-3, -7)\text{.}\)

1p

Bereken vector \(\overrightarrow{BA}\text{.}\)

TweePunten
00pf - Vectoren 101 - basis - eind

\(\overrightarrow{BA}=\overrightarrow{a}-\overrightarrow{b}=\begin{pmatrix}-4 \\ 5\end{pmatrix}-\begin{pmatrix}-3 \\ -7\end{pmatrix}=\begin{pmatrix}-1 \\ 12\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

vwo wiskunde B 10.2 Vectoren en rotaties

Vectoren 101 (2)

opgave 1

Gegeven zijn de punten \(A(-2, 6)\) en \(B(4, -1)\text{.}\) Het punt \(C\) is het midden van lijnstuk \(A\kern{-.8pt}B\text{.}\)

1p

Bereken vector \(\overrightarrow{c}\text{.}\)

Midden
00pg - Vectoren 101 - basis - eind

\(\overrightarrow{c}={1 \over 2}⋅(\overrightarrow{a}+\overrightarrow{b})={1 \over 2}⋅(\begin{pmatrix}-2 \\ 6\end{pmatrix}+\begin{pmatrix}4 \\ -1\end{pmatrix})={1 \over 2}⋅\begin{pmatrix}2 \\ 5\end{pmatrix}=\begin{pmatrix}1 \\ 2\frac{1}{2}\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

opgave 2

Gegeven is de vector \(\overrightarrow{a}=\begin{pmatrix}2 \\ 6\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

Bereken de vector die je krijgt wanneer je \(\overrightarrow{a}\) linksom draait over \(90\degree\text{.}\)

Rotatie
00pi - Vectoren 101 - basis - basis

\(\overrightarrow{a}_{\text{L}}=\begin{pmatrix}-6 \\ 2\end{pmatrix}\text{.}\)

1p

"