2p

a

De lijn \(l\) gaat door het punt \(A(0, 6)\) en is evenwijdig met de lijn \(m{:}\,y=9x+7\text{.}\)
Stel de formule van \(l\) op.

3p

b

De lijn \(l\) gaat door het punt \(A(6, 8)\) en is evenwijdig met de lijn \(m{:}\,y=5-9x\text{.}\)
Stel de formule van \(l\) op.

2p

c

De lijn \(l\) gaat door het punt \(A(0, 3)\) en heeft \(\text{rc}_l=-5\text{.}\)
Stel de formule van \(l\) op.

3p

d

De lijn \(l\) gaat door het punt \(A(6, 7)\) en heeft \(\text{rc}_l=4\text{.}\)
Stel de formule van \(l\) op.

3p

a

De lijn \(l\) gaat door de punten \(A(4, -27)\) en \(B(9, -67)\text{.}\)
Stel de formule van \(l\) op.

3p

b

De lijn \(l\) gaat door de punten \(A(6, 5)\) en \(B(8, 9)\text{.}\)
Stel de formule van \(l\) op.

3p

c

De lijn \(l\) gaat door de punten \(A(-6, 2)\) en \(B(-3, 2)\text{.}\)
Stel de formule van \(l\) op.

2p

d

De lijn \(l\) gaat door het punt \(A(5, 30)\) en door de oorsprong.
Stel de formule van \(l\) op.

2p

a

Gegeven is dat \(y\) evenredig is met \(x\text{.}\) Bij \(x=8\) hoort \(y=40\text{.}\)
Stel de formule van \(y\) op.